De kaars.
- In de hangende kandelaar van mevrouw Van de Laan
- zouden acht nieuwe kaarsen gaan.
- Die er nu in zaten waren opgebrand
- wat restte was enkel kaarsvet op de rand.
- Meer was er niet van overgebleven
- dat was het lot van een kaarsenleven.
- De nieuwe had ze juist gekocht
- speciaal in het warenhuis uitgezocht.
- Vanwege Pasen gele deze keer
- dat gaf weer een andere sfeer.
- Mevrouw Van de Laan plaatste ze een voor een
- en deed om elk een bloemenkransje heen.
- Al met al werd het een mooi geheel
- kaarsjes en bloempjes, groen en geel.
- Toen het begon te schemeren zocht ze vuur
- stak de kaarsen aan: het was zeven uur.
- Kijkend naar de tv lette ze niet op,
- op de vlammetjes dansend op elke kop
- die al snel steeds lager kwamen te zitten
- want het vuur at vet en pitten
- tenminste, dat gebeurde zo bij zeven
- bij nummer acht begon de vlam hoger te zweven.
- De kaars leek steeds groter te groeien,
- mevrouw zag niets, de tv leek haar te boeien.
- Niet alleen hoger leek het te gaan
- ook in de breedte zwol de kaars aan.
- Hij groeide over de bloemenkrans heen,
- die daardoor uit het zicht verdween.
- Over het druipschaaltje ging het alras
- zodat het kaarsenvet overal was.
- Nummer acht was al veertig centimeter hoger,
- dan de zeven die langzaamaan schuiner bogen.
- Want door het gewicht van het groeiende ding
- was het normaal dat alles schuiner hing.
- Kaarsvet droop op tafel, zeven bergjes klein,
- de achtste verloor niets, die wilde groter zijn.
- Tegen tienen was het programma bijna voorbij.
- Mevrouw Van de Laan keek snuffelend opzij.
- Een schroeilucht had haar op doen kijken
- de vreemde aanblik deed haar lippen wijken.
- Met open mond stond ze op,
- de kandelaar hing al half op zijn kop.
- En de kaars brandde maar door
- groeide van achteren en van voor.
- Verbaasd liep ze er omheen
- niets begrijpend van dit fenomeen.
- De kaars was nu al een meter vijftig lang
- ze vond het vreemd, maar leek niet bang.
- De kandelaar was op dit gewicht niet berekend
- en de bevestiging aan het plafond verre van uitstekend.
- Het hele gevaarte donderde neer
- en nog ging het gele ding tekeer.
- Mevrouw Van de Laan had van schrik iets omgestoten
- met kaarsvet werd de eerste stoelpoot ingesloten.
- De asbak, een vaas, alles groot of klein
- werd verzwolgen door het vlammend venijn.
- Mevrouw stond als vastgenageld stil
- bleef maar staren, gaf geen gil.
- Ze werd ingesloten, kaarsvet stolde om haar been
- steeds maar sneller kroop het om haar heen.
- Het was al na twaalven, de tv sneeuwde luid
- maar verder klonk in de kamer geen enkel geluid.
- De kaars, gedoofd, gestopt door een muur
- groeide niet verder, zo zonder vuur.
- Mevrouw Van de Laan werd de volgende dag gezocht
- men vond alleen een kaarsgedrocht.
- Steek gerust een kaarsje aan, zelfs een gele
- want zo een als deze zijn er niet vele.
- En mocht er weer eentje gaan groeien
- doof dan de vlam om hem uit te roeien.
januari 1997. M.K. Peta